rzer
Geothermische energie is altijd gezien als het schoolvoorbeeld van een schone, hernieuwbare energiebron. Maar sinds de start van de Hellisheidi-centrale bij de IJslandse hoofdstad Reykjavik in 2006 zijn verschillende milieuproblemen opgedoken.
Niet lang nadat de centrale elektriciteit begon te produceren, werden de inwoners van Reykjavik gewaar dat ze hun zilverwerk om de drie dagen moesten poetsen in plaats van om de drie maanden, omdat het bedekt was met zwart roet.
Vrachtwagenchauffeurs die dagelijks naar de zandmijnen in de buurt reden, kregen in de gaten dat het rubber in de ophanging van hun trucks sneller hard en breekbaar werd.
Mos
Sommigen verdachten er de Hellisheidi-centrale meteen van de oorzaak te zijn, maar aanvankelijk werd er niet openlijk geprotesteerd. Tot in september 2008 het mos rond de centrale ernstig beschadigd bleek.
Reykjavik Energy, het energiebedrijf achter de centrale, liet meteen een onderzoek instellen bij Hellisheidi en twee andere geothermische centrales, Nesjavellir en Svartsengi.
Kwik
Op verschillende plaatsen werd er schade aan het mos vastgesteld, naar alle waarschijnlijkheid door de neerslag van waterstofsulfide (H2S). Een definitieve conclusie is er nog niet, omdat er nog maar weinig bekend is over het effect van H2S op mos.
De schade aan het mos kwam overeen met de overheersende windpatronen rond de site. Er werden in het dode mos rond Nesjavellir ook hoge dosissen kwik vastgesteld.
Stoom
De stoffen zijn afkomstig van de stoom die in de centrale geproduceerd wordt. Het grootste deel daarvan is water, maar 0,4 procent van de stoom bestaat uit een mengsel van gassen, waarvan 83 procent CO2 en 16 procent waterstofsulfide. Er zijn ook sporen van zwavel, kwik, arseen en aluminium.
Het milieueffectenrapport ging ervan uit dat de H2S omgezet zou worden in zwavel en weg zou sijpelen in de aardlagen aangezien Hellisheidi een winderige plaats is met veel neerslag. Toch werden in 2006 en 2007 meetstations opgezet in de hoofdstad om de vervuiling te meten.
Bron: GVA